Dat je bij een week-om-week-regeling met kindrekening sowieso niets aan de andere ouder moet betalen, is een hardnekkig fabeltje.
De algemene regel is dat iedere ouder aan de kosten van de kinderen bijdraagt in verhouding tot zijn inkomen. Wanneer de inkomens van beide ouders ongeveer gelijk zijn, klopt het dat er bij een week-om-weekregeling beide ouders evenveel in natura bijdragen en evenveel samenleggen voor de verblijfsoverstijgende kosten.
Wanneer de ene ouder echter een beduidend hoger inkomen dan de andere ouder heeft, worden de kosten in afgeronde percentages verdeeld tussen beide ouders, bv 40%-60%. Bij een week-om-weekregeling heeft de ouder die een lager inkomen heeft, door het gelijk verdeeld verblijf reeds te veel in natura bijgedragen. Dit kan worden gecorrigeerd door een maandelijks bedrag dat de andere ouder rechtstreeks aan die ouder stort. Wanneer het inkomensverschil niet te groot is, zijn er ook andere mogelijkheden om dit te corrigeren, met name via het toekennen van het belastingvoordeel of (een deel van) het kindergeld aan de minstverdienende ouder.
De ouders dragen ook aan de verblijfsoverstijgende kosten bij volgens hun inkomensverhouding. Zo storten de ouders overeenkomstig de afgesproken percentages een maandelijks bedrag op de kindrekening om daarmee de overeengekomen gewone kosten te betalen. Wanneer andere (dus buitengewone) kosten zich voordoen, wordt het bedrag van die kost eveneens volgens het afgesproken percentage verdeeld tussen de ouders. Wanneer de inkomsten van een van de ouders wijzigt, wordt het percentage aangepast.
Ouders mogen van dit principe afwijken en beslissen om toch elk de helft te betalen ondanks hun ongelijk inkomen. Wanneer beide inkomens voldoende hoog zijn om de helft van de kosten van de kinderen te betalen, is dat geen enkel probleem. Vooral bij kleinere inkomens is het noodzakelijk om in verhouding tot de inkomens bij te dragen in de kosten om niet in financiële moeilijkheden te geraken.